Ik ben altijd een angsthaas geweest. Op mijn vijfde vond het befaamde Jurassic Park-incident plaats. Ik moest en zou ‘m kijken van mijn overbuurjongen (waarvoor eeuwige dank. En ik maar denken dat het net zoiets als Platvoet zou zijn. Mooi niet dus). Ik heb letterlijk drie weken niet geslapen omdat ik dacht dat die muisstille mensetende dinosaurus me ‘s nachts zou komen verorberen. In verhouding met die dikzak was ik misschien een klein toetje, maar hè, dinosaurussen moesten ook eten. En ja, natuurlijk was ik me er volledig van bewust dat die dingen al een paar miljoen jaar zijn uitgestorven. Niet veel later keken we op een of andere kinderverjaardag Little Vampire. Wat er niet alleen voor zorgde dat mijn zusje maandenlang dacht dat ze een vampier was en alles beet wat los en vast zat (inclusief mij), maar ook dat ik mijn vader een keer aanzag voor een vampier en een kruis naar hem sloeg, hopend dat die vampier sissend zou wegvluchten.
Waar komt die angst – voor nou ja, alles – eigenlijk vandaan? Na grondige analyses ben ik achter het antwoord: mijn enorme uit de hand gelopen fantasie. Die zorgt ervoor dat ik op mijn 24e nog steeds nooit een horror/thriller/iets-dat-ook-maar-enigszins-eng-is-om-te-kijken heb gezien. En dat gaan we mooi zo houden. Want ik overdrijf niet als ik zeg dat ik wel eens een nacht niet heb geslapen, omdat ik per ongeluk een enge trailer had gezien.
Als kind had ik in mijn slaapkamer al vrij snel meerdere vluchtroutes bedacht, mocht er ooit een inbreker/seriemoordenaar/dinosaurus ons huis binnenglippen. En had ik daarbij rekening gehouden met de rest van mijn familie? Natuurlijk niet. Liever zij dan ik. Bovendien paste ik met gemak in mijn kledingkast en welke dinosaurus zou nou bedenken om in de kast te kijken? Precies. Waterdicht plan.
Ik vraag me met enige regelmaat af hoe het is om nergens bang voor te zijn. Niet bang voor spinnen, niet bang voor achtbanen, niet bang omdat je ‘s nachts een geluid hoort en dat is ongetwijfeld ja zeker een seriemoordenaar die je in duizend stukjes komt hakken o mijn god dit is het nu ga ik dood waar ik kan ik me verstoppen zou ik kunnen doen alsof ik al dood ben? En als ik dat denk, zet ik maar snel mijn nachtlampje aan en ga iets lezen. Ha, dat houdt die seriemoordenaars wel tegen! Boeken!
Hoe dan ook, ik heb er vrede mee gesloten dat ik sommige series en films gewoon beter niet kan kijken. Want dan doe ik dus nooit meer een oog dicht. En het allergrootste nadeel van mijn huis? Ik pas met geen mogelijkheid meer in mijn kledingkast.
Geef een reactie