Met een huis kopen heb ik inmiddels wat ervaring. Die ervaring deel ik graag: huur mensen in die wél weten waar ze mee bezig zijn. Ook verhuizen heb ik aardig in de vingers. Dat komt neer op een zorgvuldige mix van planningsspreadsheets en professionele hulp (al dan niet psychologisch). Maar een huis vérkopen, dat is nieuw voor me. En wat ik inmiddels weet: dat is echt een vak apart.
Iedereen kent wel de verhalen van het verkoopklaar maken van een woning. Het moet schoon zijn natuurlijk, en opgeruimd. Het moet eigenlijk lijken alsof er niemand woont in je huis, maar dat er dan toch geheel toevallig stijlvolle meubels in terecht zijn gekomen. Onbevlekt ontvangen met een vleugje VT Wonen.
Wij hebben een nieuw huis gekocht – joepie, groter! – en zijn dus al weken onszelf aan het verwijderen van onze spullen en ons huidige huis. Alles wat niet meeverhuist, gaat weg of op de Weggeefhoek. Foto’s verdwijnen in bakken en spullen die niet direct joy sparken, krijgen een tweede (of derde) thuis. Alleen niet meer bij ons.
Twee weken geleden kwam Nassim bij ons thuis, een stylist die zou bekijken wat we konden doen om de boel verkoopklaar te maken. Ik dacht dat we daarmee tegen die tijd al aardig waren opgeschoten. Dat was een grove fout. Dit tafeltje naar die hoek, de lamp naar boven en die kast toch maar recht tegen de muur. Driftig noteerde ik al zijn suggesties (want je hóeft het niet allemaal te doen natuurlijk, maar ja, je wil toch je huis verkopen…) en de twee weekenden daarop gingen we aan de slag. Hogedrukspuit door de tuin, muurtjes witten en kleurrijke planten op de tuintafel. Ik kocht zo veel kaarsjes als ik kon dragen en was volledig van plan om Nassims verwachtingen te overtreffen. Gezien de tijd van het jaar had ik zelfs – helemaal in het thema – waxinelichtjes in de vorm van paaseitjes gekocht, in wit, lichtgeel en groen.
Vanochtend was het dan zo ver. Ik werd opgejaagd wakker want we moesten nog van alles doen. Na het douchen veegde ik een handdoek door het bad, Mark maakte het bed op alsof hij in het leger zat (met nieuw gekocht wit beddengoed, want ‘dat fotografeert mooi’), we ruimden de schone was op, haalden het aanrecht leeg en poetsten de wijnglazen op voor als straks de tafel moest worden gedekt voor de foto’s – ik verzin dit niet. Bij de bakker scoorde ik nog snel een belegd broodje, want ik durfde thuis niets meer vies te maken.
Nassim was blij verrast toen hij binnenkwam: hij kon aan de slag. Uit grote boodschappentassen haalde hij direct plaids, kaarsjes, nepbloemen en kussens tevoorschijn. Een man met een visie, zo veel was duidelijk. We lieten de meester aan het werk en zaten ongemakkelijk op het slaapbankje boven te wachten tot hij klaar was. Af en toe bracht hij nog wat van onze spullen naar boven. Mijn hart brak in tweeën toen de paaskaarsjes de trap op werden getild: ‘Kun je deze nog even ergens opbergen?’
Maar ja, wat dacht ik ook? Ik ben geen stylist, ik ben iemand die paaskaarsjes koopt, doet alsof het een woord is, en daar vervolgens een stukje over schrijft. Nassim wist wat hij aan het doen was. En hij heeft heel goed werk geleverd. Die kaarsen van mij pasten gewoon niet in het plaatje. Maar een plaatje is het absoluut geworden. Met een beetje van onszelf (maar echt een heel klein beetje) en een beetje van Nassim.
Geef een reactie